Aanvragen, verklaringen of beroepschriften, ingediend bij een autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere dan de bevoegde Lid-Staat
1. Aanvragen, verklaringen of beroepschriften welke ter uitvoering van de wetgeving van een Lid-Staat binnen een bepaalde termijn moeten worden ingediend bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van die Staat, zijn ontvankelijk indien zij binnen dezelfde termijn bij een overeenkomstige autoriteit, orgaan of rechterlijke instantie van een andere Lid-Staat worden ingediend. In dat geval zal de autoriteit, het orgaan of de rechterlijke instantie waaropaldus een beroepwordt gedaan, deze aanvragen, verklaringen of beroepschriften onverwijld doen toekomen aan de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie van eerstbedoelde Staat, hetzij rechtstreeks, hetzij door bemiddeling van de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten. De datum waaropdie aanvragen, verklaringen of beroepschriften bij een autoriteit, een orgaan of een rechterlijke instantie van de andere Staat zijn ingediend, wordt beschouwd als de datum waaropdeze zijn ingediend bij de autoriteiten, het orgaan of de rechterlijke instantie welke bevoegd is hiervan kennis te nemen.
2. Indien een daartoe opgrond van de wetgeving van een Lid-Staat gerechtigde een verzoek om gezinsbijslagen heeft ingediend in die Lid- Staat terwijl die niet de bij voorrang bevoegde Lid-Staat is, wordt het tijdstipvan deze eerste aanvraag beschouwd als de datum van indiening bij de bevoegde autoriteit, het bevoegde orgaan of de bevoegde rechterlijke instantie, opvoorwaarde dat in de bij voorrang bevoegde Staat een nieuwe aanvraag wordt ingediend door een daartoe op grond van de wetgeving van die Staat gerechtigde. Deze tweede aanvraag moet worden ingediend binnen een termijn van één jaar na kennisgeving van de afwijzing van de eerste aanvraag of van het staken van de uitkeringen in de eerste Lid-Staat.